top of page

Visietekst Internationale Politiek: De Vlaamse positie in een multipolaire wereldorde

​

Grote veranderingen op wereldniveau zorgen ook in Vlaanderen voor nieuwe uitdagingen, en vergen bewuste beleidskeuzes om daarmee om te gaan. De erosie van een wereldorde gebaseerd op Westerse dominantie en internationaal aanvaardde gedragsregels kan Vlaanderen significante economische schade berokkenen. Door de verworvenheid van de Vlaamse economie binnen Europa, is het dan ook duidelijk dat het ondersteunen van meer Europese strategische autonomie zowel op economisch als militair vlak de Vlaamse positie ten goede komt. Zo’n beleid is echter niet vanzelfsprekend en zal een strikte balans vergen tussen: het beteugelen van interne Europese integratie en het bewerkstelligen van externe Europese strategische autonomie.

​

Een orde getekend door unipolariteit en regels

​

In het begin van de jaren 90 stond Michail Gorbatsjov aan het hoofd van de Sovjet-Unie. Het is onder zijn presidentschap dat de Sovjet-Unie een beleid van openheid en hervorming voerde. Dit resulteerde uiteindelijk in het uiteenvallen van de Unie in 15 aparte staten.

​

Het uiteenvallen van de Sovjet-Unie geldt als een seismische gebeurtenis in de geschiedenis van de internationale politiek. Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog stond de bipolaire machtsverdeling tussen de twee voornaamste antifascistische bondgenoten (de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie) in steen gebeiteld.

​

Deze tweedeling determineerde het verdere verloop van de twintigste eeuw. De competitie tussen beide grootmachten uitte zich in de Koude Oorlog, die getekend werd door politiek van indamming en uitdijing (een proxyoorlog van de VS in Vietnam en die van de Sovjet- Unie in Afghanistan).

​

Tijdens deze periode verdeelde de wereld zich in aparte blokken onder hegemonie van de respectievelijke grootmachten: aan de ene kant had je de eerste wereld die zich achter de Verenigde Staten van Amerika schaarde met o.a. de NAVO-leden en andere Westers-gezinde landen en aan de andere kant de tweede wereld van de Sovjet-Unie en haar communistische bondgenoten.

​

Op het einde van de twintigste eeuw begon de communistische wereld te eroderen. Zo had ‘die Wende’ in 1990 geleid tot hereniging van Duitsland. Gevolgd door het uiteenvallen van het Warschaupact in 1991. Rusland zelf worstelde tijdens deze periode met de transitie naar democratie en vrijemarkteconomie. Het falen in dit opzet, onder andere door diepgewortelde corruptie en systemische economische zwaktes geërfd uit het Sovjettijdperk, ontnam Moskou de mogelijkheid om als grootmacht te fungeren.

​

De enige wereldwijde grootmacht die op dat moment nog staande bleef, was de VS. Gedurende de volgende twintig jaar zal Washington DC het onbetwiste kernpunt van de internationale macht vormen. Sindsdien spreekt men van unipolariteit. Dit uit zich sterk in de verwesteringspolitiek van Centraal en Oost-Europa, onder meer door de opkomst van de Europese Unie en de uitbreiding van de NAVO.

​

De unipolaire wereld die zich sinds de jaren 90 vestigde was echter geen volledige breuk met de wereldorde die bestond tijdens de Koude Oorlog. Heel wat verwezenlijkingen die rechtop bleven staan kunnen samengevat worden onder het concept van een op regels

gebaseerde internationale orde (“rules based international order”).

​

Na het einde van de Tweede Wereldoorlog werd door de grootmachten een systeem opgezet met als bedoeling stabiliteit in de wereld te garanderen door een strikt naleven van regels. Het neutraliseren van mogelijke conflicten gebeurde door diplomatieke interventies. De Verenigde Naties droegen in dit opzet een grote verantwoordelijkheid als instrument om de vrede te bewaren. Daarnaast werden ook het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en uiteindelijk de Wereldhandelsorganisatie (WTO) opgericht om economische stimuli en sancties te kunnen organiseren ter bestendiging van het naleven van de regels van de internationale orde.

​

Ondanks de radicale verandering in de actoren die het internationale toneel uitmaakten sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, bleef het concept van de op regels gebaseerde internationale orde in stand als onderliggend concept van internationale interacties. De Verenigde Staten van Amerika en de immer groeiende Europese Unie waren de drijvende krachten achter dit systeem.

​

Internationale orde onder druk

​

Naarmate nieuwe (en oude) uitdagers een sterkere positie opeisen op het internationale toneel, worden ook de op regels gebaseerde internationale orde en haar instrumenten uitgedaagd.

​

Onder het bewind van Xi Jinping voortbouwend, op economische groei door zijn voorgangers sinds Deng Xiaoping in de jaren 80, verzet China zich tegen de Westerse dominantie.

​

Door haar economische heropleving durft China nu de internationale rechtsregels met de voeten treden. Dit is het geval in de Zuid-Chinese Zee waar het grote maritieme claims maakt en afdwingt. Daarnaast lopen de spanningen op in tal van grensconflicten met buurlanden zoals Tibet. Zelfs binnen de eigen grenzen negeert China de internationaal erkende mensenrechten. In Xinjiang wordt de Oeigoerse minderheid dwangmatig geassimileerd naar het Han-Chinese ideaalbeeld.

​

Bovendien werpt China zich steeds meer op als valabel alternatief voor het Westen met eigen technologie zoals: TikTok en Huawei.

​

Maar ook in de productie van geavanceerde computerchips wil het land zich een dominante positie in de markt opeisen. Het laat steeds vaker zijn economisch gewicht voelen in frequenter voorkomende handelsconflicten met het Westen.

 

Ook Rusland stelt de bestaande internationale orde erg in vraag sinds de invasie van de Krim in 2014. De toenmalige annexatie en daaropvolgende militaire invasie van Oekraiens grondgebied zijn duidelijk in strijd met internationaal aanvaarde regels en verdragen omtrent het respecteren van territoriale integriteit.

​

In Rusland kwam de ommekeer onder het bewind van Vladimir Poetin, die sinds eind de jaren 90 de macht naar zich toetrok en via een gecentraliseerd economisch beleid en de heropbouw van militaire capaciteiten Moskou terug op het wereldtoneel plaatste. Ondanks de heropbouw blijft Rusland relatief zwak in vergelijking met de gecombineerde economische en militaire macht van Amerika en Europa. Onder de gevestigde regels van de internationale gemeenschap heeft Moskou niet veel te zeggen, maar door het negeren of ondermijnen van deze regels kan Rusland zijn beperkte macht wel lokaal laten gelden in haar directe periferie.

​

De middelen voor het Westen om deze regels af te dwingen zijn beperkt. Naarmate de druk opgedreven wordt, naakt het moment waarop enkel militaire dreiging (of interventie) de orde kan bewaren. De geloofwaardigheid van de op regels gebaseerde internationale orde krijgt een grote deuk als China of Rusland zomaar regels met de voeten kunnen treden zonder reële gevolgen. Economische sancties blijken bijvoorbeeld niet de economie van Rusland te breken; meer nog tegenmaatregelen zijn eveneens schadelijk voor Europese economieën.

​

Sinds de hernieuwde imperialistische ambities van het Kremlin in Oekraïne, de stijgende spanningen tussen China en de buitenwereld en in het bijzonder Taiwan, alsook de verwachte isolationistische Amerikaanse koers bij een mogelijke herverkiezing van Donald Trump is er een trend binnen Europa om de ‘eigen’ markt en het ‘eigen’ systeem te beschermen en zich zodoende te distantiëren van haar traditionele bondgenoot, de VS.

​

Door deze verschuivingen zowel in de machtsverhoudingen tussen de voornaamste actoren in de internationale gemeenschap als door de erosie van de systemische elementen die de internationale orde dragen, evolueert de wereld langzaam maar zeker naar een nieuwe multipolaire en mogelijk chaotische vorm van organisatie.

​

Impact op Vlaanderen

​

Een wereldorde in verval heeft effecten op alle staten en volkeren; niet enkel op diegenen die de macht uitmaken. Voor

Vlaanderen is het uiterst belangrijk om op deze verandering in de organisatie van de internationale orde te anticiperen en zichzelf te positioneren om in zo’n wereld haar belangen te kunnen beschermen.

​

Gezien de relatief zwakke onderhandelingspositie van een geisoleerd België (en bijgevolg Vlaanderen) of eender welk onafhankelijk land in Europa buiten de Frans-Duitse as op zowel militair als economisch vlak, dringen zich automatisch vragen op over Vlaanderens internationale affiliaties.

​

Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft Vlaanderen als deel van België kunnen genieten van de veiligheid die lidmaatschap van de NAVO met zich meebracht. Daarnaast zorgde ook onze positie aan de bakermat van de Europese Unie voor een relatief stabiele economische omgeving.

​

Die comfortabele positie blijft echter niet vanzelfsprekend in een veranderende wereld. Op economisch vlak leidde de groeiende competitie tussen opkomende grootmachten reeds tot een omkering van de globaliserende trend die tijdens de jaren 90 werd ingezet. Waar die trend initieel evolueerde in de richting van het opheffen van handelsbarrières en internationale productienetwerken, lijkt die nu opgeschort door het steeds vaker voorkomen van handelsconflicten en verstoring van de toeleveringsketens.

​

Vlaanderen is economisch voor een significant deel afhankelijk van buitenlandse handel door de positie die de haven van Antwerpen inneemt als een van de voornaamste havens voor transport naar en van de Europese Unie. Niet enkel de haven zelf, maar alle aanverwante petrochemische industrieën en de diensteneconomie zijn daardoor sterk afhankelijk van de toegang tot grondstoffen en handel in afgewerkte producten tussen Europa en andere delen van de wereld.

​

Vlaanderen - dan wel binnen een Belgische context, dan wel in een potentieel scenario van onafhankelijkheid, kan in haar eentje geen noemenswaardige druk uitoefenen op het wereldtoneel om haar geopolitieke en economische belangen af te dwingen. De internationale banden die Vlaanderen heeft via de Europese Unie zijn dus essentieel voor onze economische veiligheid en vegen mogelijke argumenten over een zogenaamde ‘Vlexit’ vrij makkelijk van tafel. Onder de huidige economische realiteit heeft Vlaanderen haar logistieke positie binnen de Europese Unie als drijfveer van de eigen economie nodig.

​

Daarnaast vormt Europa ook een belangrijk instrument voor Vlaanderen, om op een hoger niveau invloed te kunnen hebben op geopolitieke evoluties. Vlaanderen zelf heeft uiteraard slechts beperkt zeggenschap in het beleid van de Europese Unie, maar een beperkte inspraak op een relevant niveau is nog steeds beter dan volledige controle over onze positie op een irrelevant niveau.

​

De belangen van Vlaanderen lopen op die manier ook samen met de Europese initiatieven voor een grotere strategische autonomie. Een sterkere Europese Unie kan intern lokale nadelen meebrengen door Brusselse bemoeizucht en wurgen de regelgeving, maar op vlak van extern beleid biedt de Europese Unie voordelen die de Vlaamse economie onderbouwen.

​

Ook op vlak van militaire veiligheid dringt Europa zich op als een mogelijks belangrijkere partner vanuit Vlaams perspectief. Binnen een multipolaire wereld waarin landen als Rusland en China hun territorium militair uitbreiden en de Verenigde Staten onder een tweede presidentschap van Trump de rug zou kunnen keren naar de NAVO, zou het voor Vlaanderen niet onverstandig zijn om meer in te zetten op Europese militaire samenwerking.

​

Dit betekent uiteraard niet dat het NAVO-lidmaatschap geen nut meer heeft, of zelfs noodzakelijk nadelen met zich zou meebrengen, maar dat grotere samenwerking met en strategische onafhankelijkheid van Europese militaire capaciteiten nauwer aansluiten bij de situatie van Vlaanderen.

​

Dergelijke samenwerking binnen Europa kan vormkrijgen door middel van een verder uitgewerkte Europese Defensie in de context van de Europese Unie, maar ook door bilaterale of multilaterale samenwerking met specifieke partners binnen Europa. België heeft reeds lang nauwe defensiebanden met Frankrijk en Nederland bijvoorbeeld. Die samenwerking kan uitgebreid worden van gedeelde aankopen van materiaal naar een context van strategische autonomie door gericht bij te dragen aan gedeelde strategische belangen. Dat betekent ook militaire inzet ten dienste van dergelijke nauwe partners, zelfs buiten de NAVO of EU-verband.

​

Daarnaast steunt het concept van strategische autonomie ook voor een groot deel op onafhankelijkheid in toegang tot militair materieel. Momenteel is de afname van militair materieel voor de Belgische defensie reeds sterk gediversifieerd tussen de Verenigde Staten en Europa, maar vooral voor heel belangrijke capaciteiten zoals geavanceerde gevechtsvliegtuigen die een essentiële rol vervullen in moderne oorlogvoering blijft België net zoals heel wat Europese partners afhankelijk van een Amerikaanse aanvoerketen. Door investering en deelname in de ontwikkeling van Europese defensie-industrie kan Vlaanderen al dan niet op Belgisch bevoegdheidsniveau uit eigen positie bijdragen aan een versterking van de Europese militaire strategische autonomie.

​

Voor Vlaanderen zou dergelijke Europese geopolitieke oriëntering betekenen dat er een strakke koers gevaren moet worden die enerzijds: nationale belangen verdedigt in het kader van Europese integratie maar die anderzijds: een nauwere samenwerking naar strategische autonomie nastreeft op vlak van extern beleid.

​

Deze posities zijn niet noodzakelijk in strijd met elkaar maar vergen een heel duidelijke splitsing van beleid tussen deze doeleinden op nationaal vlak. Een sterke Vlaamse of Belgische regering kan door het narratief binnen Europa aan te voeren, maar ook door inzet van financiële en militaire middelen, een leidende positie innemen in de opbouw van Europese strategische autonomie zonder daarom slaaf te worden van de interne Europese integratie.

​

bottom of page